Mieren
Faraomier
Uiterlijk:
* De larven zijn naakt, pootloos en wit van kleur.
* De werksters zijn 0.3 tot 0.4 cm lange, bruingeel met een iets donkerder achterlijf.
* De koninginnen zijn 0.4 tot 0.5 cm lang, eveneens bruingeel met een donkergekleurde kop.
* Mannelijke faraomieren zijn 0.3 tot 0.4 cm lang, zwartbruin tot zwart van kleur, hebben bleekgele poten en zijn gevleugeld.
Ontwikkeling:
* Volledige gedaantewisseling.
* Koninginnen leggen in totaal ca. 300 eieren, meerdere koninginnen per nest.
* Geen bruidsvlucht in Nederland.
* De werksters verzorgen de larven.
* Duur van ei tot volwassen exemplaar bij 30 graden en 80 % relatieve luchtvochtigheid ca. 2 maanden.
* De werksters leven tot 2 maanden, de mannetjes slechts 2 tot 3 weken, de koninginnen ca. 9 maanden.
Leefwijze:
* Faraomieren zijn alleseters, bij voorkeur vleeswaren.
* Voorkeur voor temperaturen rond ca. 30 graden.
* Nesten bij warmtebronnen, op moeilijk bereikbare plaatsen achter tegels en betimmeringen. In keukens, stopcontacten, meterkasten en stootvoegen die slecht sluiten.
Schade:
* Faraomieren zijn zeer hinderlijk. In de keukens van de gezondheidszorg en restaurants zijn ze zeer ongewenst.
* Kunnen bacterien overbrengen.
* Faraomieren kunnen op wonden afkomen, ze kunnen ook onder gips kruipen.
Wering en preventie:
* Uiterste hygiene betrachten.
* Levensmiddelen in goed gesloten bussen bewaren.
* Binnenkomende goederen goed controleren, vooral als zij afkomstig zijn uit de tropen.
Tuinmier
Uiterlijk:
* De werktsters van tuinmieren zijn alle 0.4 tot 0.5 cm lange. Alleen de glanzende houtmier is meestal iets forser tot ca. 0.5 cm. Antennen zijn altijd geknikt.
* De koninginnen zijn gevleugeld, groter dan de werksters.
* Ook de mannetjes zijn gevleugeld, maar kleiner dan de werksters.
* De kleuren zijn ongeveer zoals de Nederlandse namen aangeven, de glanzende houtmier bijvoorbeeld is zwart glanzend.
Ontwikkeling:
* Volledige gedaantewisseling.
* Een tuinmierkolonie is s' winters in rust, tenzij het nest zich nabij een warmtebron bevindt.
* De eiafzetting vindt plaats in het voorjaar en de zomer.
* De werksters leven soms 22 tot 32 jaar!
Leefwijze:
* Koninginnen en mannetjes ondernemen met grote aantallen tegelijk in de zomer een "bruidsvlucht", de koninginnen gaan dan nieuwe nesten inrichten.
* De mannetjes sterven na de bruidsvlucht.
* Uit de eitjes komen weer werksters.
* Tuinmieren voeden zich met andere insecten en zoetigheid. Zo verzamelen ze bijvoorbeeld honingdauw, een uitscheidingsproduct van bladluizen.
* De glanzende houtmier heeft vaak nesten in rottend hout onder de grond.
* Nesten vooral buiten, waarvan de werksters soms terecht komen in woningen.
Wering en preventie:
* Voor mieren aantrekkelijke producten onbereikbaar opbergen.
* Naden en kieren afdichten.
* Open stootvoegen voorzien van fijnmazig insectengaas.
Rode Bosmier
Uiterlijk:
* Rood tot roodbruine kop en thorax.
* Zwartbruin achterlijf.
* De lengte van de werksters is 4 tot 9 mm.
Ontwikkeling:
* Grote kolonies bestaande uit meerdere nesten en koninginnen.
* Naar mate het warmer wordt zal er meer activiteit plaats vinden.
Leefwijze:
* Komt voor in naald en loofbossen.
* Maken koepelvormige nesten.
* Eten hoofdzakelijk insecten.
Schade:
* Niet schadelijk wel erg hinderlijk als het nest zich in de buurt van een woning bevindt.
Wering en preventie:
* Het nest of nesten opzoeken en verplaatsen liefst diep in het bos.
Rode Steekmier
Uiterlijk:
* Roodachtige, gele mier.
* Donkere kop en achterlijf aan de bovenkant.
* Lengte 3 tot 5 mm lang.
Ontwikkeling:
* Leeft in nesten vaak onder de grond.
* Vliegt uit in de zomer maanden.
Leefwijze:
* Komt vooral voor in vochtige velden en bossen.
* Komt zelden voor in gebouwen.
* Kan venijnig bijten.
Schade:
* Kan voor overlast zorgen tijdens uitvliegen.
* Mens en dier kan worden gebeten.