Huismuis

 

Uiterlijk:

* Rug lichtbruin tot donkergrijs, buik lichter.

* Slanke bouw, spitse kop, grotere oren.

* Staart dun, even lang of langer dan het lichaam.

* Volwassen exemplaar is 6 tot 11 cm lang en weegt ongeveer 10 tot 35 gram.

 

Ontwikkeling:

* Wijfje werpt gemiddeld 5 tot 6 jongen.

* Wijfje doet ongeveer 5 tot 12 worpen per jaar.

* Draagtijd ongeveer 3 weken.

* De jongen zijn na ca. 2 maanden geslachtsrijp.

* De gemiddelde levensduur is ongeveer 1 jaar.

 

Leefwijze:

* Huismuizen komen vooral voor in gebouwen, vaak boven plafonds.

* Vooral 's nachts actief.

* Eten alles, bij voorkeur graan, peulvruchten en noten.

* Uitwerpselen 0.3 tot 0.8 cm lang, 0.1 tot 0.3 cm dik, vrij spits van vorm.

* Ze nemen 2 tot 6 gram voedsel per dag op.

                                                                  

Schade:                                                                                                 

* Huismuizen kunnen ziektekiemen verspreiden.

* Bevuiling van voedselvoorraden.

* Knaagschade.

* Verstoring van de rust.

                                                                                                    
Wering en preventie:

* Ventilatieopeningen maximaal 0.5 cm breed.

* Openingen in buitenmuren dichten.

* Voorkom zoveel mogelijk het aanbod van voedsel.

 

Huisspitsmuis

 

Uiterlijk:                                                                                   

* Glanzende grijsbruine rug, de buik iets lichter van kleur.

* Volwassen exemplaren zijn 5 tot 10 cm groot. De staart is 4 tot 6 cm .

 

Ontwikkeling:                                                                           

* Gemiddeld 3 tot 4 worpen per jaar, waaruit 4 tot 6 jongen komen.

* Levensduur 1 tot 3 jaar.

* Geen winterslaap, maar jongt niet in de wintermaanden.

* Draagtijd gemiddeld 30 dagen.

* Jongen zijn na 1 week al boven de grond op zoek naar voedsel.

 

Leefwijze:                                                                                  

* Goede graver, snel en bewegelijk.

* Komt voor in bossen, tuinen met veel struiken, puin en bouwafval en ruig terrein.

* Eten wormen, slakken, insecten, spinnen en plantaardig materiaal.

* Uitwerpselen zijn zwartbruine plakkerige keutels vaak aan elkaar geplakt met herkenbare insecten resten.

* Uitwerpselen worden vaak verward met de uitwerpselen van de bruine rat!!

 

Schade:                                                                                   

* Muskus stank.

* Urine vervuiling en uitwerpselen.

* Kan 's nachts voor overlast zorgen door piepen en lopen.

* Kan diverse ziektes overbrengen.

 

Wering / preventie:                                                                          

* Het dichten van stootvoegen met gaas en alle andere openingen muis dicht maken.

* Kieren en naden in deuren, ramen en vloeren dichten.

 

Bosmuis

 
Uiterlijk:                                                                                         
* De rug is geel - bruin tot donkerbruin, de buik is wit - grijs.

* De bosmuis is vrij groot, volwassen 7 tot 11 cm en een staart van 7,5 tot 11 cm.

 
Ontwikkeling:                                                                  
* Gemiddeld 3 a 4 worpen per jaar, nestgrootte 4 tot 8 jongen.             *
 
Leefwijze:                                                                               
* Voedsel bestaat uit noten, zaden, wormen, groene plantendelen, zaden etcetera.

* Prima klimmer en graver, kan ook zeergoed springen, 50 cm hoog tot 70 cm ver.

* Voelt zich thuis in bossen, tuinen met veel struiken en dichte ondergroei.

* Nest met meestal 2 a 3 ingangen en een voorraadkamer, tot zo'n 90cm diep.

 
Schade:                                                                                      
* Knagen aan noten gedroogde vruchten.

* Land en tuinbouw: vraat van zaden zaaisel.

* Knaagschade aan jonge knoppen van bloemen.

* Urine stank.

 
Wering en preventie:                                                               
* Voorkom het aanbod van voedsel.

* Openingen in muren dichten.

* Regelmatig grasmaaien.

* Eventueel mogelijke schuilplaatsen opruimen / schoonmaken.

 

Veldmuis


 

Uiterlijk:

* Rug bruin tot grijsbruin, soms kleurvariaties tot zwart toe, buik lichter tot lichtbruin.
* Plompe bouw, stompe snuit, in de vacht verborgen oren en ogen; maakt een kortharige, gladde indruk.
* Volwassen: 9 tot 13cm lichaamslengte.
* Staartje veel korter dan lichaam (ca. 1/3 lichaamslengte); lengte staart 4.5cm.
* Pasgeboren veldmuisjes zijn kaal en blind.

 

Ontwikkeling:                                                                           

* Wijfjes gemiddeld 4 a 6 worpen per jaar (soms 3 tot 7); nestgrootte 5 tot 6 jongen.
* Draagtijd: 3 weken.
* Zoogperiode: onbekend, vermoedelijk 3 a 4 weken.
* Jongen na 24 dagen geslachtsrijp.
* Maximale levensduur: 1 jaar tot 16 maanden.

 

Leefwijze:                                                                          

* Uitstekende graver; leeft bij voorkeur op droge, zonnige en beschutte plaatsen; vooral met ruige en dichte plantengroei.
* Voedsel: graangewassen, bollen, aardappelen, kool, wortels en ook boomschors.
* Schuilplaatsen: ondergronds in zelf gegraven holen. Meestal horizontaal, maar soms loodrecht of schuin omlaag tot wel 60cm diepte; nesten op 15 tot 30cm.
* De uitgangen van het nest zijn altijd geopend en onderling verbonden door voor de veldmuis typerende looppaadjes.
* Sporen: holen, uitwerpselen 0.5 tot 1.2cm lang, 0.2cm dik, groenachtig, rond holen en bij eetplaatsen.
* Veldmuizen klimmen en springen zelden of nooit.

 

Schade:                                                                          

* Knaagschade aan de bast aan de voet van jonge bomen.
* Overbrengen van modderkoorts.
* Schade in weilanden door ondermijnen van de grasmat of het bouwland door knagerij.
* Schade in boomgaarden kan zeer aanzienlijk zijn (ringen van de bomen.

 

Wering en preventie:                                                      

* Voorkomen dat door veldmuizen geschikte biotoop ontstaat, dus geen terreinen met ruige begroeiing.
* Goed weidebeheer, grasmat kort, egaal houden; slootkanten schoonhouden, begroeiing kort houden.
* Boomgaardbescherming, bomenrij in zwarte grond; valfruit, snoeihout en zwad verwijderen bij windsingels, bodembegroeiing kort houden.